Jurriaan van Stigt
In het steeds hoger oplopende debat over de (te) kleine woningen begon een ontwikkelaar laatst over de geweldige opslagplek voor zijn skiuitrusting: de meterkast. Hij had daar natuurlijk een punt.
Terwijl woningen kleiner worden, nemen installaties en meterkasten steeds meer ruimte in. De dubbele kast die we tegenwoordig moeten maken is inmiddels 1500x450. Maar voor wat eigenlijk nog? Een watermeter, de hoofdmeter elektra en de gezekerde groepen. Vroeger kwam daar dan nog wel eens de "meteropnemer" voor langs, dus moesten ze voor privacy- en veiligheidsredenen meteen achter de voordeur zijn. Dat is inmiddels in de digitale tijd al lang een achterhaald verhaal.
Maar zeg nou zelf, als we op vakantie zijn, bijvoorbeeld in Frankrijk, dan blijkt de groepenkast te passen in een net iets dikkere muur, de watermeter is verticaal gemonteerd, meestal vlak bij de schacht in de berging, en de hoofdmeter is ook al opgenomen in een wat dikkere muur bij de entree. Van kasten is al helemaal geen sprake meer. Hoeveel zou dat eigenlijk schelen in CO2-uitstoot en kosten als we in die miljoen nog te bouwen huizen geen overbodige meterkasten zouden maken?
Het is natuurlijk wel jammer voor de meterkastenfabrikant, en ook de installatiebranche en netbeheerders zullen even moeten wennen. Maar kleine-woningbewoners krijgen er een lekker ruime hal voor terug, of een wat grotere slaapkamer. De ontwikkelaar, die vast niet in die kleine woning woont, kan in zijn garage vast ook wel een plekje vinden voor zijn ski's, naast zijn snorkeluitrusting.