Hoe je gelukkig oud werd
- 01 november 2019
- Door Marianne Loof
Met de BouwRAI van 1992 in Almere hadden we ons visitekaartje afgegeven en werden we als jonkies uitgenodigd voor de architectenselectie van gezondheidscentrum Prisma (1995) in Almere Buiten. In Almere overheerste in de jaren tachtig het optimisme: de maakbare samenleving werd hier letterlijk gemaakt. Hier werd alles nieuwgebouwd, maar er werd ook geëxperimenteerd met nieuwe systemen voor onderwijs en zorg. Waar in de oude steden alles versnipperd was georganiseerd, met bijvoorbeeld individuele huisartsenpraktijken, losse apotheken en ziekenhuizen met private maatschappen, kende Almere de Stichting Zorggroep, waar alle artsen in dienst waren en waar alle versnipperde financiering in de zorg optimaal werd gebundeld.
Een groep bevlogen verpleeghuisartsen was vastbesloten los te komen van de toen geldende wurggreep van verplichte ‘AWBZ-normen’, die van een verpleeghuis een ziekenhuis maakten. De verpleeghuisartsen van Zorggroep Almere wilden in hun nieuwe projecten van groot- naar kleinschalige zorg transformeren, met het accent op wonen met zorg, in plaats van zorg met wonen. De lessen en inzichten die we als jonge architecten van deze bevlogen artsen kregen zijn ons altijd bijgebleven en leidend geweest door alle stelselveranderingen heen. Zij gaven ons blijvende inzichten over waardigheid van dementerende ouderen in kleine woongroepen en over hoe belangrijk het is om in alle opzichten ‘institutioneel denken’ in het ontwerpen te voorkomen.

In 1998 ontwierpen we Archipel in Almere, dat het eerste woonzorgcentrum werd dat de starre eisen van de toenmalige AWBZ negeerde. In Archipel wordt zorg van wieg tot graf geleverd: van het gezondheidscentrum met zijn consultatiebureau tot zelfstandige huurwoningen, zorgwoningen voor somatische patiënten en groepswoningen voor dementerende ouderen. En dat midden in de samenleving, naast ‘gewone’ woningen en met uitzicht op het schoolplein. De zorgwoningen hebben hun voordeur aan het beschermde hof, wat destijds een noviteit was. Een stevig gevecht met de AWBZ was daarvoor nodig: zij verlangden immers binnengangen waar het verplegend personeel met etenskarren en bedden doorheen kon lopen en de ‘patiënten’ droog naar therapie liepen. Hoe anders is Archipel, waar je inderdaad ‘normaal’ naar buiten moet en regen en wind of zon kan ervaren. Waar de verzorgers juist buitenom moeten en ook de arts moet aanbellen bij de voordeur en wachten tot er opengedaan wordt. Hier worden door de bewoners de aardappels zelf geschild en de was kan desnoods wel tien keer per dag opgevouwen worden. Het huishouden is voor veel bewoners nog de laatste strohalm van herkenning.
Met de kennis van nu blijkt Archipel alweer gedateerd, met zijn vaste kleinschalige woongroepen en vele zorgondersteunende functies, het grote restaurant en het gezondheidscentrum met verpleeghuiszorg. Bij onze volgende zorgprojecten moesten wij opnieuw kijken en luisteren om weer andere inzichten eigen te maken. Was bij Archipel de vaste woongroep met acht bewoners nog de bouwsteen van het wonen voor dementerenden, werd De Bouwmeester in Utrecht meer een psychogeriatrisch (PG) wooncomplex, gebaseerd op het concept ‘gelaagd wonen’, met zes woonkamers op de begane grond langs een besloten rondloop en op de verdieping voor elke bewoner een eigen zit-slaapkamer. Vanuit de zorgaanbieder SHBU kwam het inzicht dat bewoners in vaste woongroepen zich vaak opgesloten voelden. Door de woonkamers met verschillende woonsferen open te stellen kan een bewoner per dag een van de gemeenschappelijke woonkamers kiezen om te verblijven; ’s nachts verblijft iedereen op de eigen kamer. Dit komt voort uit een bepaalde visie, maar is zeker ook een efficiëntieslag, noodzakelijk om met het schaarse personeel zorg te kunnen bieden. De begane grond en de binnentuin van De Bouwmeester worden door de PG-bewoners gedeeld met baby’s en peuters van nul tot vier van het kinderdagverblijf, vanuit de gedachte dat de ontmoeting tussen verschillende generaties, waarvan de belevingswerelden misschien wel dicht bij elkaar liggen, de ouderen zou activeren. Kinderen en hun ouders zijn zich dagelijks bewust van het bestaan van de PG-bewoners. Het plan levert prachtige doorzichten en beelden op, maar wij hebben nooit scherp gekregen of de idealen, die er vaak aan de basis liggen van dergelijke keuzes, ook ingevuld worden.
Ons woonzorgcentrum Kaleidoskoop in Nieuwkoop gaat in visievorming nog een grote stap verder. Kaleidoskoop sluit aan op het nieuwe beleid om wonen en zorg te scheiden. Maar in Nieuwkoop viel dit samen met nog een andere actuele kwestie: hoe kunnen kleine woonkernen hun maatschappelijke voorzieningen als bibliotheek en politiepost behouden? Door centralisatie verdwijnen deze vitale onderdelen van een dorpsgemeenschap vaak naar de omliggende steden. Nieuwkoop dreigde een eenzijdig woondorp te worden, waar bewoners voor elke voorziening naar Alphen aan den Rijn zouden moeten reizen.

Kaleidoskoop moest een breed scala aan woonvormen aanbieden. De meeste bewoners uit het oude verpleeg- en verzorgingshuis ‘t Koetshuis verhuisden naar een zelfstandige woning in de sociale sector. Anderen trokken naar een van de drie kleinschalige PG-woongroepen. Tegelijkertijd werden in Kaleidoskoop vrije sector huurwoningen en sociale huurwoningen voor senioren gerealiseerd. Uitdagend was daarnaast dat de sociale huurwoningen niet op bouwbesluit-niveau, maar technisch en functioneel op de hoogste zorgpakketten werden ingericht. Concreet betekende dit dat in de zelfstandige woningen de zwaarste zorgprofielen gerealiseerd werden. Op een ingenieuze wijze werden aspecten, zoals ziekenhuisbedden, brancarddouches en hoog ventilatievoud, verpakt in een schijnbaar gewoon appartement.
Kaleidoskoop is in concept een uiterst succesvol project. De toevoeging van bibliotheek, theater, filmhuis, maatschappelijk restaurant en politiepost maakten het gebouw tot het zo belangrijke hart van Nieuwkoop. Deze bijzondere opzet betekende wel dat de rol van ons als architect veelomvattender was dan in een standaardopdracht voor een woongebouw. Met geduldig luisteren en ontwerpen moesten we de vele participanten overtuigen van dubbelgebruik van ruimten en van samenwerking. Ons argument was telkens dat iedere participant op zichzelf op weinig zou kunnen rekenen, zowel in vierkante meters als in personeelsbezetting. Door de openheid, samenvoeging en het delen van functies en personeel werd opeens heel veel mogelijk. Zo kan de bibliotheek in plaats van tien uur per week opeens veertig uur open zijn en kan tegelijkertijd de bar bediend en een bioscoopkaartje verkocht worden.
In de periode voor 2015, waarin Kaleidoskoop is ontwikkeld, konden corporaties binnen hun kerntaak nog al deze programmaonderdelen samenhangend ontwikkelen. Het zou een van ‘de laatste der Mohikanen’ in woonzorgland worden. Na de ingrijpende hervorming van de Woningwet in 2015, waarin de corporaties werden teruggedrongen naar hun kerntaak van sociale woningbouw, zal een project als Kaleidoskoop niet meer van de grond kunnen komen.
Ons meest recente woonzorgcomplex, Anklaar in Apeldoorn, is de exponent van deze combinatie van veranderde beleidsdoelen. Het project is gebaseerd op een volledige scheiding van wonen en zorg. Hier zijn ook de PG-woningen niet meer specifiek, maar kunnen ze inclusief ontsluiting getransformeerd worden naar zelfstandige woningen. Immers, over twintig jaar zijn er wellicht geen dementerenden meer. Het langetermijnperspectief van het vastgoed staat centraal. Dat is winst, vanuit de investering, vanuit het circulaire denken en vanuit de realiteit van altijd snel veranderende opvattingen over wat goed, wat passend en wat nodig is.
Maar er is ook een keerzijde aan deze op efficiëntie gebaseerde benadering. De overheid, onze opdrachtgevers en wij als architecten, zijn altijd met de toekomst bezig: we bouwen letterlijk, maar ook figuurlijk voor de nieuwe oudere. Deze lijkt niet meer op de oudere van de vorige eeuw. Maar de eerste bewoners van de zorgcomplexen, gebaseerd op een nieuwe toekomstvisie, komen toch veelal uit de oude verzorgingshuizen. Zij zijn oud geworden in de jaren tachtig en negentig, wonen al jaren geïnstitutionaliseerd en zijn gehecht aan hun woongemeenschap, ontmoetingsruimtes, kapsalon en aan collectiviteit. Bij meerdere projecten hebben we gezien hoe oude verzorgingshuizen, zoals ’t Koetshuis en het Koningin Wilhelmina, werden gesloopt en bewoners van ruim negentig jaar moesten verhuizen naar mooie, zelfstandige en ruime tweekamerappartementen, met alles erop en eraan. Maar ineens aten ze hun ontbijt alleen, aan hun eigen tafel, in plaats van in de eetzaal. Begrijpelijk dat het niet de woonvorm is die de meesten van hun ambiëren of waar ze de voordelen van zien. Het voorkomen van eenzaamheid zal in de komende periode centraal moeten komen te staan, misschien zelfs boven comfort en privacy. Want geluk gaat over samenzijn en samen delen. En dat is bij ouder worden niet anders.