Een nieuwe genius loci

  • 30 november 2020
  • Door Dennis Meijerink
Tijdens de vorige LEVS masterclass op 22 Oktober spraken we over baksteen. Marc Mattijssen, onze vaste steenhandelaar en adviseur op dit gebied, kwam in een online bijeenkomst vertellen over de laatste ontwikkelingen. Tijdens de discussie beek al snel dat er een hoop staat te veranderen en dat de meningen over hoe we daarmee om moeten gaan behoorlijk verdeeld zijn. Bouwplaatsen staan onder grote druk, het klimaat vraagt om ingrijpende keuzes en alternatieve materialen steken de kop op. Moeten we nog wel met baksteen blijven bouwen? Voor mij ligt er in ieder geval een grens bij het imiteren van het ene materiaal met het andere. Dan gaat er een stukje ongrijpbare waarde verloren.

De geest van de plek

Al sinds mijn studietijd is de genius loci een veelvuldig terugkerend begrip in de architectuur. Doorgaans wordt er mee verwezen naar de eigenheid, geschiedenis en beleving van een plek. Als architect refereren aan de geest van de plek betekent dat je nadenkt over de context van een bouwlocatie, over lokale bouwtradities en schaalniveaus, maar ook sfeer en ervaring.

Bouwen met baksteen kan helpen dat mogelijk te maken. Nederland kent een lange traditie van bouwen met baksteen. De grondstoffen zijn hier ruim voorhanden. Van rivierklei uit de Maas, Waal, Rijn, Lek en IJssel tot Zeeklei uit de kustgebieden in het noorden en löss uit het zuiden. Over dat laatste ging ook mijn eigen afstudeerproject. Omdat we het al zo lang overal om ons heen zien, geloof ik dat bouwen met baksteen in Nederland simpelweg sneller een gebouw op zal leveren dat mensen begrijpen, en waar ze zich toe aangetrokken en zelfs thuis voelen.


Levsnb breehorngereed10
Breehoorn, Amsterdam

Hoe ver zou ik bereid zijn te gaan?

Dat LEVS een echte baksteenarchitect is, heb ik daarom altijd gewaardeerd. De ambacht van het materiaal en het vakmanschap van het metselwerk zijn hier belangrijke onderwerpen. Maar het is ook duidelijk dat er een hoop staat te veranderen. Kortere bouwtijden, compactere bouwplaatsen in binnensteden, het steeds groter wordende gebrek aan metselaars, en het belang van duurzaamheid zorgen er mede voor dat steeds meer gebouwen weliswaar gemetseld lijken, maar dat helemaal niet zijn. Steeds vaker bestaan ze zelfs helemaal niet uit volwaardige bakstenen. Dan zijn het prefab-elementen met dunne baksteen-strips die als tegels ingelegd en met beton overgoten of gelijmd zijn. Dat doen wij zelf inmiddels ook. Of het zijn minerale strips die op bakstenen lijken maar dat helemaal niet zijn. Daar werken wij nog niet mee. Bij sommige renovaties wordt de bakstenen voorgevel bewaard, om vervolgens het daadwerkelijke gebouw erachter te slopen en volledig nieuw op te bouwen. Aan de ene kant biedt dit alles misschien een oplossing. Maar ik vraag me ook af hoe ver we moeten gaan om een gebouw te ontwerpen dat in aanzicht aansluit op de genius loci, terwijl het in wezen een imitatie is. Interessant genoeg merk ik dat ik een prefab-element met opgeplakte bakstenen nog vind kunnen, maar dat minerale strips als een stap te ver voelen.

Een nieuwe genius loci

Binnen het bureau discussiëren we vaak over het belang van de ‘waarachtigheid’ van het materiaal. Voor de puristen onder ons is baksteen van klei uit eigen bodem belangrijk, vanwege de verbinding met de geschiedenis en omdat het bewezen waardevast is. Toch, in kosten, duurzaamheid en bouwsnelheid valt er genoeg op af te dingen.

Maar als we onder de genius loci ook in ruimere zin de condities van de huidige situatie meerekenen, past het misschien wel helemaal niet meer om met baksteen te bouwen. In het vinden van oplossingen voor de verdichtingsvraag en het klimaatprobleem denk ik dan ook dat een van de grootste uitdaging psychologisch is: we moeten niet kostte wat kost het baksteenplaatje willen bewaren. Bouw met echte stenen wanneer het nog kan, maar ga het niet zitten namaken met een ander materiaal.